Twee derde van de huiseigenaren verduurzaamde hun woning in de afgelopen jaren. Hogere inkomens deden dat vaker dan lagere inkomens. Daardoor ontstaan grotere verschillen in de verduurzaming van de woningen tussen deze groepen. Huiseigenaren met lagere inkomens verduurzamen minder door financiële drempels, praktische obstakels en een lagere bereidheid. Dat maakt deze groep kwetsbaarder voor stijgende energieprijzen en kan leiden tot een achterblijvende waardestijging van de eigen woning.
Twee op de drie huiseigenaren verduurzaamden hun woning in de periode van grofweg 2019 tot 2024. Dat blijkt uit het WoonOnderzoek 2024dat huiseigenaren vroeg naar de verduurzamingsmaatregelen die ze in de vijf jaar voorafgaand aan het onderzoek in de eigen woning hebben genomen*.
Het installeren van zonnepanelen was de meest populaire maatregel. Ongeveer 36% van alle huiseigenaren installeerde in de afgelopen vijf jaar zonnepanelen. Onder de hoogste inkomensgroep (drie keer modaal en meer) lag dat aandeel met 45% een stuk hoger, terwijl slechts 17% van de laagste inkomensgroep (tot modaal) investeerde in zonnepanelen.
Hogere inkomens isoleerden de eigen woning ook vaker Na zonnepanelen waren het isoleren van de woning (bijna 25% bij hoogste inkomens, rond de 15% bij laagste inkomens) en het installeren van een nieuwe, zuinigere cv-ketel (ongeveer 30% bij alle inkomensgroepen) populair. Warmtepompen werden veel minder vaak geïnstalleerd, maar wel veel vaker door de hoogste inkomens dan door de laagste (7% versus 2% ).
De belangrijkste motivaties voor eigenaar-bewoners om hun woning te verduurzamen zijn de financiën en het comfort. Daarnaast worden werkzaamheden vaak uitgevoerd omdat het toch al nodig was vanwege onderhoud. Verduurzamen vanwege het klimaat wordt minder vaak als motivatie genoemd. Voor hogere inkomens is kostenbesparing een belangrijkere motivatie dan voor lagere inkomens, wijst het WoOn 2024 uit. Lagere inkomens geven juist vaker aan dat verduurzaming onderdeel was van het nodige onderhoud.
Huiseigenaren die niet (verder) verduurzaamden geven een combinatie van financiële en praktische belemmeringen als redenen op.
De meest genoemde reden om de eigen woning niet (verder) te verduurzamen, is omdat de woning volgens de bewoner al energiezuinig genoeg is. Andere redenen zijn: nog niet aan toegekomen, onvoldoende besparing, of het niet kunnen betalen.
Lagere inkomens gaven juist minder vaak aan dat de eigen woning al duurzaam genoeg is, wat erop wijst dat hun woningen gemiddeld minder energiezuinig zijn. Zowel het WoOn 2024 als eerder onderzoek van TNO bevestigen dat. Lagere inkomens wonen relatief vaker in energieonzuinige koopwoningen dan hogere inkomens. Toch is het totaal aantal lagere inkomens in koopwoningen beperkt, omdat lagere inkomens vaker in huurwoningen wonen.
Lagere inkomens noemden vaker dan andere inkomensgroepen dat ze de verduurzaming niet konden betalen.Eerder onderzoek van DNB wees ook al op het verschil in betaalbaarheid tussen inkomensgroepen.
Een mogelijke andere verklaring is dat lagere inkomens vaker in appartementen wonen, waar de verduurzaming trager gaat dan bij grondgebonden woningen. Van de huiseigenaren met het laagste inkomen woont 29% in een appartement, tegenover 9% bij de hoogste inkomensgroep.
Het verduurzamen van appartementen is doorgaans ingewikkelder, vanwege de gezamenlijke besluitvorming binnen de Vereniging van Eigenaren (VvE) en de technische complexiteit en omvang van het gebouw. Ook is de noodzaak vaak minder, omdat de compactheid en kleinere omvang zorgt voor een lagere energiebehoefte en daardoor ook bijdraagt aan een lagere energierekening.
Lagere inkomens geven ook aan minder vaak bereid zijn om in de toekomst hun woning te verduurzamen. Een op de drie huiseigenaren (33%) met een inkomen tot modaal geeft aan niet bereid te zijn meer verduurzamingsmaatregelen te nemen. Hogere inkomens zijn vaker bereid om dat wel te doen. Slechts 10% van de hoogste inkomensgroep zegt niet bereid te zijn meer te verduurzamen.
Eigenaar-bewoners met lage inkomens wonen dus vaker in energieonzuinige woningen, nemen minder vaak verduurzamingsmaatregelen en zijn minder vaak bereid dit in de toekomst te doen. Daardoor zijn zij kwetsbaarder voor stijgende energieprijzen. Het feit dat ze vaker in een appartement wonen, die vanwege de compactheid zuiniger zijn, verzacht de impact iets. Daarnaast blijft de waardestijging van hun woning mogelijk achter, aangezien het prijsverschil tussen energiezuinige en onzuinige woningen toeneemt. Hogere inkomens die verduurzamen profiteren juist van lagere energielasten en een hogere woningwaarde. Zo wordt het verschil in verduurzaming tussen woningen van hoge en lage inkomens groter. Hoge inkomens plukken vaker de vruchten van het energiezuinig maken van de woning dan lagere.
* Het WoonOnderzoek 2024 met daarin de enquête is tussen augustus 2023 en juni 2024 uitgevoerd.