Sterke stijging woonlasten voor jongeren in private huur

Jonge huishoudens komen steeds vaker in de duurdere private huursector terecht, omdat de alternatieven steeds schaarser worden. Ze besteden een flink groter deel van het inkomen aan woonlasten dan leeftijdsgenoten in koopwoningen of in woningen van corporaties. Vorig jaar ging bijna de helft (46%) van hun besteedbaar inkomen op aan woonlasten. Een flinke stijging vergeleken met negen jaar geleden. Ouderen, daarentegen, wonen nog altijd grotendeels in koopwoningen. Oudere woningbezitters zagen hun woonquote juist dalen.

Jongere huishoudens wonen steeds vaker in een private huurwoning

Van alle huishoudens tot 34 jaar en jonger in zelfstandige woningen, woonde 38% in 2024 in een private huurwoning, blijkt uit het recent gepubliceerde WoonOnderzoek 2024.Dat is een flinke toename vergeleken met negen jaar geleden. In 2015 was dat namelijk nog zo’n 24%.

Woningen jongeren huisvesting

Jongere huishoudens (onder de 35 jaar) wonen juist steeds minder vaak in woningen van corporaties of in koopwoningen. Van deze groep woont 24% in een woning van corporaties en 37% in een koopwoning in 2024. Voor beide segmenten is er sprake van een daling ten opzichte van 2015. Toen woonden nog respectievelijk 35% en 41% van deze jongeren in een corporatie- of koopwoning.

Bij oudere huishoudens speelt deze trend veel minder. Huishoudens ouder dan 35 jaar wonen net als negen jaar terug nog steeds grotendeels in de eigen koopwoning. De aandelen onder huurders zijn maar zeer licht verschoven. Ze wonen iets vaker in private huurwoningen en iets minder in corporatiewoningen.

Groeiende concurrentie drijft jongeren naar private huur

Dat jongere huishoudens steeds vaker in een private huurwoning wonen, komt voornamelijk doordat het vinden van een woning in de andere segmenten steeds lastiger is geworden voor deze groep.

Dat zit zo. Jongere huishoudens staan aan het begin van hun werkzame leven en hebben zo vaker een lager inkomen en minder vermogen dan oudere huishoudens. Daardoor behoren jongeren vanwege hun inkomen vaker tot de doelgroep van woningcorporaties dan ouderen. De kans op het vinden van een geschikte corporatiewoning is in de afgelopen negen jaar echter verslechterd. Van 2015 tot 2024 is het aantal corporatiewoningen slechts met 0,7% gegroeid. Dat terwijl er in die periode zo’n 10% meer huishoudens zijn bijgekomen die onder de corporatiedoelgroep vallen, volgens het WoOn. De concurrentie om het vinden van een corporatiewoning is dus flink toegenomen. Mede hierdoor zijn er lange wachttijden voor het verkrijgen van een corporatiewoning ontstaan in veel gemeenten. Hoe langer je ingeschreven staat, hoe meer kans je maakt. Vandaar dat het vinden van een corporatiewoning moeilijker lukt voor jonge huishoudens.

Jongere huishoudens die vanwege een te hoog inkomen niet in aanmerking komen voor een (sociale) huurwoning in het bezit van een corporatie, zullen doorgaans moeten kiezen tussen privaat huren of een woning kopen. Het kopen van een woning sluit lang niet altijd aan op de voorkeuren van jongere huishoudens. Daarnaast zullen ze met een relatief lager inkomen vaker de financiële slagkracht missen om een koopwoning op de gewenste plek te bemachtigen. Vandaar dat jongeren steeds vaker aangewezen zijn op een private huurwoning.

Tegelijkertijd is het aantal private huurwoningen in Nederland in de afgelopen negen jaar juist flink toegenomen. Tussen 2015 en 2024 is het aantal huurwoningen in privaat eigendom met 26% toegenomen. Ook dat droeg eraan bij dat jongere huishoudens juist in dit segment vaker slaagden bij het vinden van een woning.

Relatief hoge woonquotes voor jongeren in private huurwoning

Jongeren die een private huurwoning huren, hebben gemiddeld hun woonquotes zien toenemen. En in vergelijking tot de andere segmenten is de woonquote in 2024 relatief hoog.

Gemiddeld betalen jongeren zo’n € 1.185 per maand aan netto woonuitgaven* voor een zelfstandige private huurwoning in 2024. Resulterend in een netto woonquote** van zo’n 46%. Dat is een flinke toename ten opzichte van 2015. Destijds bedroeg de gemiddelde woonquote onder deze huishoudens nog 39%.

Ter vergelijking: voor huurders in corporatieswoningen bedroegen de netto woonuitgaven gemiddeld zo’n € 680 per maand in 2024, resulterend in een woonquote van 31% voor jongere huishoudens (dat was 36% in 2015). Ook vergeleken met eigenaar-bewoners zijn jongere huishoudens in private huurwoningen relatief duur uit. Voor jonge huishoudens in koopwoningen lag de woonquote gemiddeld op 28% in 2024.

De groep jongeren in een corporatie- en in koopwoningen hebben hun relatieve woonlasten zien afnemen in de afgelopen negen jaar, terwijl jongeren in een private huurwoning, juist een steeds groter aandeel van hun inkomen kwijt zijn.

Woonquote jongeren

De toegenomen woonquote onder jongere komt doordat de huren in private huurwoningen harder zijn gestegen dan de inkomens van jonge huurders. De belangrijkste oorzaak van de gestegen huren is de krapte op de markt van private huurwoningen. Door deze krapte konden verhuurders de huren verhogen en waren huurders bereid deze te betalen.

Tegelijkertijd droegen de stijgende prijzen voor koopwoningen en de steeds hogere belastingen op de verhuur van woningen bij aan hogere huren. Verhuurders willen immers een bepaald rendement op hun investering en zullen daarbij kijken naar de waarde van het pand en de kosten die ze maken. Daarnaast droeg de introductie van tijdelijke huurcontracten in juli 2016 eraan bij dat verhuurders vaker de huren substantieel konden verhogen.

Jongeren in private huur willen vaak verhuizen

Veel van deze jongere huishoudens in private huurwoningen geven aan te willen verhuizen. Zo’n 71% van deze groep geeft namelijk aan binnen twee jaar beslist of eventueel te willen verhuizen, blijkt uit het WoOn 2024. Mogelijk dragen de relatief hoge woonlasten bij aan deze verhuiswens, aangezien ze bijna de helft van hun inkomen aan wonen kwijt zijn.

Bijdrage door Sander Burgers, ING